Monaphis antennata sur Betula sp., Moeraske 7/10/2021
96 soorten bladluizen telt de inventaris in het Moeraske intussen.
Laatste toevoeging was deze soort op Berk (Bouleau), waarvan vooral de nimfen er bijzonder uitzien. Ze verkiezen de bovenkant van het blad wat hen wat meer overlevingskansen geeft...
Enkele andere soorten die al méér dan 5 jaar niet werden gespot, werden opnieuw gezien en worden elders zelden gemeld:
Crypturaphis grassii, Alnus cordata, Moeraske 10/10/2021. Tuberolachnus salignus (Dromedarisluis) Moeraske 7/10/2021 Moeraske, enkele individuen, wellicht uit hoge wilgen gevallen. In de winter worden ze soms in dichte groepen op wilgentakken waargenomen.
Tinocallis takachioensis op Iep (Ulmus), 10/10/2021 Moeraske. Deze exoot werd nu ook voor het eerst bevestigd.
Deze zomer werden in het Moeraske rupsen van drie Sphingidae-soorten waargenomen.
"Pijlstaarten" wordt deze familie genoemd, naar de enkele achterstekel bij de rupsen, alhoewel bij de Teunisbloempijlstaart daar uitzonderlijk slechts een oogvlekje te zien is.
Het Frans verwijst naar de rustpositie van de rupsen die aan een sfinks (sphingidés) doet denken. Het Engels "hawk moths" verwijst naar de volwassen constitutie van deze snelle vliegers...
De groene rups van een Lindepijlstaart (Mimas tiliae - Sphinx du tilleul), voor het laatst waargenomen in 2008, zat onderaan een Lindeblad van een boom bij de Belgacomsite in de Carlistraat. Opvallend en indrukwekkend, zoals de meeste pijlstaarten, maar tegelijk moeilijk te onderscheiden in het gebladerte. De 5cm lange Teunisbloempijlstaartrups (Proserpinus proserpina - Sphinx de l'épilobe) had al een aardse kleur aangenomen, en was dus vermoedelijk onderweg van een Wilgenroosje naar een verpoppingsplaats op de bodem.
Deilephila elpenor (Sphinx de la vigne - Groot avondrood) in 2015 en nu opnieuw op 19/9/2021 op Wilgenroosje (Epilobium hirsutum)
Nieuwe cicaden (Auchenorrhyncha): Japananus hyalinus & Hyalesthes obsoletus
Dimanche 22 août 2021
Japananus hyalinus (Japanese maple leafhopper), Goede Herderspark, 22/08/2021.
Afgelopen maand werden 2 nieuwe cicades gezien op brandnetels in het Moeraske en Goede Herderspark.
Hyalesthes obsoletus, Moeraske, 26/07/2021
Op de helling naar het panoramapunt werd eerst een parend koppeltje Glasvleugelcicaden van de soort Hyalesthes obsoletus gespot (fulgore du stolbur, Cixiidae). Een maand later zagen we nog een exemplaar. Haagwinde en brandnetel (liseron et l’ortie) zijn de belangrijkste waardplanten.
Tot nu toe stond op waarnemingen.be enkel Koen Lock* in 2019, Thier des Vignes (vlakbij Maastricht) en dit jaar één observatie in Wijgmaal.
Japananus hyalinus (Japanese maple leafhopper), Goede Herderspark, 22/08/2021.
Op 22 augustus volgde de waarneming van Japananus hyalinus (Cicadellidae), goed zichtbaar op een donkergroene brandnetel onder een Spaanse aak (Acer campestre). Dit is naar verluid de belangrijkste waardplant in onze streken. Deze dwergcicade moet meegekomen zijn met gecultiveerde Esdoornplanten uit het verre Oosten. Ook hier was Koen Lock de eerste waarnemer in 2017 in Gent. Enkele latere waarnemingen waren vooral met lichtval (oa Maarten Cuypers, Anderlecht - Parc Scherdemael). Vermoedelijk is de soort aan de bleke onderkant van bladeren van Spaanse aak nog nauwelijks te onderscheiden?
Cicaden zijn hoe dan ook nog maar weinig onderzocht: * Koen Lock, Fifty leafhoppers new to Belgium
(Hemiptera: Cicadellidae) in Belgian Journal of Entomology 88: 1–28 (2019)
Cimbicidae (Knotssprietbladwespen) in het Moeraske
Mercredi 18 août 2021
De laatste waarnemingsdata van Knotssprietbladwespen (Cimbicidae) in het Moeraske laten zich als volgt samenvatten: 2005, 2010, 2015 en 2021. Geen courante gasten dus. Ook elders in Brussel worden zelden Knotssprietbladwespen gemeld. Naast enkele verzamelsoorten werd enkel nog een Cimbex femoratus (Berkenknotssprietbladwesp) opgenomen in Watermaal.
Een reden is zeker dat soorten uit de Cimbicinae-onderfamilie niet vaak afdalen uit de boomtoppen waar ze zich voeden met boomsappen.
Abiinae, waartoe deze nieuwe soort behoort, bezoeken wel bloemen zoals Berenklauw (Heracleum, Berce).
Het achterlijf van deze opvallende wesp deed denken aan de koperen ringen die vrouwen van het Thaise Karenvolk dragen om de hals te verlengen.
Waardplant voor de bastaardrupsen van deze nieuwe soort is Kaardebol (Dipsacus - Cabaret des oiseaux). Een plant waar tot nu nog niet veel soorten aan gelinkt konden worden: Puttertjes (Carduelis carduelis (Chardonneret) in de winter op de zaadbol en het nachtvlindertje Endothenia marginana (Scherpe kuifbladroller).
Overige Cimbicidae in de cebe-inventaris:
Enkele 'onnatuurlijke' verschijningen trokken onze aandacht deze maand in het Moeraske.
Mucilago crustacea (Mucus croûté - Groot Kalkschuim)
De eerste leek op yoghurt dat was uitgegoten over jonge brandnetels die in het Goede Herderspark weer opschieten na een maaibeurt. Slechts 2 plantjes vertoonden dit fenomeen.
Van dichtbij bleek er echter een duidelijke structuur in te zitten die gedumpte afval uitsloot...
Dictydiaethalium plumbeum (Loodkleurig Netplaatje), 12 & 16 november 2020, Walckiers.
Dezelfde dag in het Walckiers zagen we een rare fluo-roze vlek op een stam die deed denken aan glazuursuiker (Fr: sucre glace). De aoutoherkenningsfunctie op waarnemingen.be twijfelde echter geen moment bij deze rare verschijning: Dictydiaethalium plumbeum (Loodkleurig Netplaatje) - de loodkleur volgt later...
Agathidium varians, Moeraske 10/2020
Er zijn ook insecten die deze levensvormen opzoeken. Vorige maand zagen we na 12 jaar opnieuw een klein bolrond kevertje: Agathidium (varians?) dat ook al in Hof ter Musschen werd waargenomen.
In het Moeraske werden voorheen enkel de slijmzwammen Trichia sp (Draadwatje) en Lycogala epidendrum (Lait de loup - Gewone Boomwrat) waargenomen.
In de oudere waarnemingen van Hof ter Musschen zitten nog een 20-tal andere soorten.
In 2007 schreef MM in de cebe-inventaris: "Souhaitons que celui-ci trouve le site à son goût et décide de s'y fixer, enfin, durablement, MM."
Het begint er stilaan op te lijken dat dit gaat lukken met 6 recente waarnemingen in het Moeraske en Walckiers.
De parkieten lijken echter niet opgezet met deze 'indringer' en protesteren luid als een eekhoorn in de buurt komt.
Dat vormt misschien een verklaring waarom een vestiging in het Moeraske moeizaam verloopt?
Vaak zijn ze helemaal niet zeldzaam maar toch worden ze weinig gezien: mier-imiterende insecten.
Dit nieuw sluipwespje in het Moeraske, Gelis spec., ging er helemaal voor:
Het ziet eruit als een mier - zonder vleugels - en, getuige de vage foto, 'zigzagt' ook zo. Studies wezen uit dat ze daarbovenop de mierengeur imiteren. Dat zou een signaal zijn naar spinnen om dit wespje met rust te laten uit vrees een hele bende mieren over zich heen te krijgen... [1]
Werkpuntje: de antennes hebben geen knikje zoals bij echte mieren.
Vorig jaar zagen we al een gevleugelde soortgenoot die erg mierachtig overkwam en recent op waarnemingen.be door beheerder Fons Verheyde, gedetermineerd werd als Gelis areator.
De Gewone mierwesp (Smicromyrme rufipes), met eveneens vleugelloze vrouwtjes, werd ook enkele keren waargenomen in Brussel.
Maar ook in verder van mieren verwijderde insectengroepen zijn er voorbeelden te vinden van deze mimicri. In 45 insectenfamilies komt het voor, met de Blindwantsen (Miridae) als grootse groep. [2]. Deze nabootsing dient in de meeste gevallen als afschrikking. [3]
De soortherkenning op waarneming.be suggereerde bij een eerste foto waarop de ovipositor niet zo goed te zien was, trouwens een Miergraswants (Pithanus maerkelii).
De naam van de Mierenroofwants (Himacerus mirmicoides) verwijst naar de look van de nimfen. Het afslankend effect van witte banden moet de illusie van een driedelige mierentaille versterken. Net zoals bij de Mierspringspin hieronder.
In 2008 zagen we in het Moeraske een Mierspringspin (Synageles cf. venator). Spinnen gebruiken het paar poten dat ze te veel hebben voor de imitatie van antennes. De verwante Bosmierspringspin (Myrmarachne formicaria) is in 2019 verkozen als Europese spin van het jaar.
In Hof ter Musschen werd in 2009 de Gewone Mierspin (Micaria pulicaria) gesignaleerd.
Voetnoten
[1] Multi-trait mimicry of ants by a parasitoid wasp in Scientific Reports volume 5, Article number: 8043 (2015) Miriama Malcicka, T. Martijn Bezemer, Bertanne Visser, Mark Bloemberg, Charles J. P. Snart, Ian C. W. Hardy & Jeffrey A. Harvey.
Journée de gestion bien intense pour nos huit bénévoles du jour. Entretien de la zone limitrophe du Walckiers en bordure de Zénobe Gramme, fauche d'une roselière et d'une prairie dans le Moeraske, ainsi que le ramassage de quelques détritus. On n'a pas eu le temps ni de s'ennuyer, ni de se refroidir. Merci au deux personnes qui, à deux moments différents dans la journée, nous ont remerciés pour notre travail effectué au bénéfice du site et au bénéfice de tout qui s'y promène. Ce genre d'encouragement nous fait incontestablement plaisir !
Tijdens een geleid bezoek in het Moeraske in 2006 had Jean-Yves Baugnee met een schepnet op Hazelaar een nieuwe Belgische soort gevangen die sterk geleek op de inheemse blindwants 'Malacocoris chlorizans'.
Verder onderzoek bevestigde het vermoeden:
« Chez Malacocoris, la tete est très developpee en arriere des yeux, si bien que ceux-ci apparaissent en position anterieure. La couleur verte est plus "flash", plus vert, et les pattes sont habituellement entièrement vertes, sans traces de noir. Chez Reuteria, les yeux sont plus gros et la tete est beaucoup moins developpee derriere (les yeux etant donc rapproches du bord anterieur du pronotum). La couleur verte du corps est un vert grisâtre. Les pattes sont tachees de noir, en particulier sur les femurs. Jean-Yves Baugnee».
10 jaar lang werd geen van beide soorten waargenomen in het Moeraske. Een ladder werd in positie gebracht.
Eind juni vonden we eerst Malacocoris chlorizans, een 'vrij algemene' soort, maar toch een primeur op waarnemingen.be voor Brussel en Vlaams-Brabant.
Op diezelfde Hazelaar verscheen begin augustus ook onze «Belg. nov. sp.» van weleer, Reuteria marqueti. Het is de tweede melding op waarnemingen.be alhoewel die daar als 'vrij algemeen' staat geklasseerd. In Nederland staat ze wel op 'zeer zeldzaam'.
Twee andere typische Hazelaar-blindwantsen werden niet meer waargenomen. Phylus coryli werd tot nu toe enkel in de haag van de Carli-industriezone gevonden (2010 & 2011) en die Hazelaars zijn daar intussen moeten wijken voor een bouwwerf.
Pantilius tunicatus is ook al geleden van 2008, maar dat is wel een typische late soort (september)...
Inspectie van de vele Hazelaars onder de bomenrij in het Goede Herderspark leverde wel andere nieuwe soorten op: de cicade Allebra sp, op basis van de waardplant gaat het wellicht A. coryli. We zagen de zuiver gele vorm en een wit gestreepte...
Verder ook nog het 'Wit spannertje', Asthena albulata (Phalène candide) en nog een nieuwe bladmineerder: de Hazelaarvouwmot - Phyllonorycter nicellii.
Visite guidée sur les bryophytes au Moeraske, ce 14/02/2016
Dimanche 21 février 2016
Ce 14 février, André et Marc Sotiaux nous ont fait le plaisir de nous guider sur les bryophytes au Moeraske.
Très belle sortie avec 48 espèces identifiées, dont 4 premières : Riccia glauca, Didymodon sinuosus, Rhynchostegiella curviseta et Rhynchostegium murale.
Lors de la sortie "mousses" du 14 février dernier au Moeraske, Marc Sotiaux, le fils d'André, a pour sa part, identifié quatre champignons qui n'avaient pas encore été répertoriés jusqu'à présent sur le site : Athelia fibulata, Chondrostereum purpureum, Merulius tremellosus et Phellinus tuberculosus.
Avec quatre nouveau bryophytes également rencontré lors de la même sortie, cela fait 8 espèces de plus pour le site !
Le 16 janvier, comme depuis de très nombreuses années, nous avons participé au recensement hivernal des oiseaux d'eau au Moeraske (initiative AVES). L'exercice n'a pas donné des chiffres extraordinaires, puisqu'on n'a relevé que 7 colverts, 3 canards casseroles et 3 poules d'eau. Pas d'observation, ce jour-là, de sarcelle d'hiver ou de bécasse des bois. Et dire que le mois précédent, nous avions inventorié 21 poules d'eau ! Enfin, il en va ainsi de ces comptages qui peuvent être très fluctuant d'un week-end à l'autre.
Le 23 janvier, ce sont les conures jeunes-veuves qui ont fait l'objet d'un recensement effectué par nos soins à l'instigation de NATAGORA. 14 individus ont été répertoriés, alors que nous en avions compté 13 en septembre dernier. Elément intéressant, lors de ce comptage (le premier du genre effectué dans tout Bruxelles), nous avons découvert 3 nouveaux nids -situés à proximité des 4 nids habituels-, ce qui donne à penser que la colonie de ce spectaculaire psittacidé s'accroît. Voici un sujet que nous suivrons cette année.
Samedi 7 novembre. Lors de la journée de gestion mensuelle du site de l'Hof ter Musschen, nous avons eu le plaisir de découvrir une nouvelle espèce d'amphibien pour le site : une splendide femelle de Crapaud commun (Bufo bufo). Petit bémol, nous n'avions pas d'appareil photographique avec nous pour pérenniser cet instant...
Amper een maand na het verschijnen van de Vijgenskeleteermot (Choreutis nemorana - La teigne du figuier) volgt een eerste Brusselse waarneming van nog een andere exoot.
De uit China afkomstige Buxusmot (Cydalima perspectalis - Pyrale du buis) werd voor het eerst gemeld in België in 2010 1.
Ook deze soort werd 's morgens aangetroffen onder een tuinafdak in het Moeraske.
Buxus, waarop de rupsen van deze mot leven, is aanwezig in de moestuinen van het Moeraske en wellicht ook in omliggende tuinen.
Op lepiforum.de wordt getoond hoe de rups en andere sporen op Buxus te herkennen zijn...
8 september: De mot plant zich wel degelijk voort in het Moeraske want een buxusplant in de cebe-moestuin bleek inderdaad vraatsporen te vertonen en ingepakt in zijden spinsels zaten ook de opvallende cocons. Ondertussen werden ook poppen gevonden door Maarten Cuypers in het
Anderlechtse park Scherdemael.
Regelmatig komen er nieuwe exoten bij in onze cebe-soortenlijst. Op Olm vonden we onlangs nog de (-nog niet opgenomen-) bladluis Tinocallis takachioensis. Dat zijn dus drie nieuwe exoten op 2 maanden tijd. Ook op Olm, waren vorig jaar waren de rupsjes van de Iepenzigzagbladwesp voor het eerst op verschillende Brusselse plaatsen te zien.
Op Platanen vonden we nog niet zo lang geleden de bladluisjes Corythucha ciliata (Tigre du platane) en aan deze boom gebonden wantsjes onder de schors (Arocatus longiceps). Met de nieuwe vondsten van de afgelopen periode werd de fotogalerij met insecten van uitheemse oorsprong in het Moeraske volledig bijgewerkt: www.cebe.be/insect/Exoten
Nieuwe vlinders 2015
17 vlindersoorten kwamen erbij in 2015 voor het Moeraske op een soortenlijst van intussen bijna 500 vlinders en motten met een gekende waarnemingsdatum nà 2004 waaronder:
Het gebeurt niet vaak dat het Moeraske groter wordt. Doordat een grote opslagruimte op de Carli-industriezone eind 2012 vernield werd door een brand 1, onstond er na opruiming aan de ingang van het Moeraske een tijdelijke droge zandige ruigte met pioniersvegetatie (8.000m²).
Een buitenkans om wat speciale waarnemingen te doen van fauna en flora. Hier volgt al een eerste terugblik op de soorten die werden aangetroffen.
Ammophila sp (Rupsendoder) De kale zandbodem trekt graafwespen aan die hun prooi in deze bodem begraven. We zagen voor het eerst een Rupsendoder (Ammophila sp), Grote Wantsendoder (Astata boops) en Gladde Spieswesp (Oxybelus bipunctatus) die het op vliegen heeeft gemunt. Ook al geleden sinds 2006: Juweelwespen (Hedychrum nobile), parasiet van de Grote Snuittordoder (Cerceris arenaria).
Ondanks de vele graafsporen op het terrein, zagen we nooit een vrouwtje dat haar prooi binnenbracht. Wel het mannetje van de Grote Wantsendoder (Astata boops) dat, na korte inspectievluchtjes, telkens naar dezelfde wachtpost terugkeerde en dit meerdere dagen na elkaar.
Op de nieuwe plantensoort Plantago arenaria (Plantain des sables - Zandweegbree) troffen we Bruine blauwtjes (Argus brun) aan, vroeger afwezig in Brussel, maar de zeldzaamheidstatus is inmiddels naar 'vrij algemeen' teruggebracht. Ook de Distelvlinder (Belle Dame) kwam af op dit milieu. Enkel in 2009 was deze trekvlinder in Brussel een courante verschijning.
Opvallend verschil was er ook ook in de soorten Lieveheersbeestjes die hier 'normaal' zijn: 7- en 5-puntig (Coccinelle à 7 et à 5 Points) zijn hier overvloedig aanwezig en ook het Ruigtelieveheersbeestje (Coccinelle à friches) kregen we regelmatig te zien.
Een nieuw miniatuurwantsje, Nysius sp., en de Vuurwantsen zijn ook alomtegenwoordig op deze zandvlakte.
Een overzicht van een 30-tal waargenomen pionierssoorten staat op www.cebe.be/carli.
1 Une entreprise pharmaceutique entièrement détruite par le feu à Evere rtbf
De Hoornaarvlinder (Sesia apiformis - Papillon frelon)
Jeudi 16 juillet 2015
Foto's: Sporen van de Hoornaarvlinder op populier, Moeraske, maart 2015
Op zoek naar regenbestendige observatietips in maart dit jaar werd onze aandacht getrokken door enkele foto's op waarnemingen.be van forse gaten aan de stambasis van populier. Ze werden veroorzaakt door de Hoornaarvlinder. Alhoewel deze opvallende wespvlinders zelden gespot worden, laat staan in Brussel, leek de tip toch bruikbaar vermits vlindernet.nl ook al aangaf dat «onderzoek naar gerooide populieren suggereert dat deze soort in West-Nederland in vrijwel iedere populierenlaan aanwezig is». Weer zo'n soort dus met een langdurig verborgen larvestadium (3 à 4 jaar) en dan een korte volwassen onopgemerkte fase van enkele maanden.
Onze zoektocht leverde bij de eerste grote omgevallen populier in het Goede Herderspark al onmiddellijk resultaat. Vlak boven de wortels vonden we inderdaad meerdere gaten en in sommige daarvan een 2 cm grote lege huls. Onze foto, de eerste voor Brussel, werd prompt goedgekeurd. Ik zag diezelfde gaten ook aan de stambasis van andere grote populieren en ook in Laarbeekbos. Vermoedelijk is dat overal het geval in Brussel waar oude populieren staan.
Tot daar de gemakkelijke sporen die de aanwezigheid van Hoornaarvlinder verraden. Volgens de nachtvlinderwebsite «ukmoths» moeten volwassen exemplaren gespot worden in juni - juli, 's morgens, voor ze de kans hebben gekregen op te warmen, en laag op de stam. We begonnen dus alle Populierenstammem in de gaten te houden en begin juni vonden we inderdaad een exemplaar in het Everse Goede Herderspark, vlakbij de stambasis van een oude Canadapopulier in de zon. De vlinder begon wel met vleugels te slaan als ik te dicht naderde, maar blijkbaar was er toch meer nodig om dit logge lijf te doen opstijgen.
Dat een dergelijke opvallende verschijning nooit eerder gepost werd op bru.waarnemingen.be blijft verbazen.
Een andere verklaring kan zijn dat we niet genoeg kijken naar populieren. De stichting Populier (populierenland) stelt dat de ecologische waarde van populieren ten onrechte in een wat negatief daglicht staat omdat hybriden vaak op een onnatuurlijke manier werden aangeplant op landbouwgrond en niet de kans krijgen om te verouderen. Bijgevolg kunnen ze geen interessante biotoop ontwikkelen.
Ook in het Moeraske fotografeerden we op deze waardplant de laatste jaren toch al een tachtigtal gasten. Voor 200 soorten in de de cebe-inventaris komt populier in aanmerking als mogelijke waardplant.
De geïmiteerde: Vespa crabro (Frelon européen - Hoornaar)
Sesia apiformis (Hoornaarvlinder), Moeraske juni 2015. De vlinder doet denken aan de Hoornaar.
Motje in een typische glittermothouding (rechts) en sporen van de rups op vijgenblad, Houtweg, Evere - sep 2015.
Eind juni werd in een tuin bij het Moeraske een mooi roestbruin motje van op een zekere afstand gefotografeerd. De houding was eigenaardig - met het achterste naar boven gericht. De vleugelvorm deed ook al vermoeden dat het niet in de klassieke motfamilies moest gezocht worden. Een zekere vormgelijkenis met de hier courante Brandnetelmot (Anthophila fabriciana)1 uit de kleine familie van de glittermotten (Choreutidae) viel op.
Raadpleging van de bekende website «ukmoths»4 of de foto's die eind juni op waarnemingen.be2 verschenen, toonden nergens een dergelijk motje. Uiteindelijk bracht een Italiaanse website (leps.it)5 de oplossing. Met slecht enkele soorten glittermotten op haar pagina's viel de gelijkenis met de Vijgenskeleteermot onmiddellijk op. Alhoewel de soort niet was opgenomen in de soortenlijst op waarnemingen.be, leek de determinatie toch plausibel. Als je er een beetje begint op te letten is er in Brusselse tuinen een overvloed aan Vijgenbomen.
De website www.lepiforum.de6, gespecialiseerd in in alle mogelijke verschijningsvormen van motten en hun sporen, deed ons ook eens over de haag kijken bij de Marokkaanse buren die daar al jaren een uit de kluiten gewassen Vijgenboom hebben staan. Typische vraatsporen en spinsel deden het plaatje nog meer kloppen.
Na wat opzoekwerk bleek het ook geen primeur voor België te zijn. Een artikel7 van Vlaams mottenkenner Willy De Prins van vorig jaar, meldde de eerste Belgische waarneming in Luik in 2009 van J.-Y. Baugnée, geen onbekende bij CEBE-natuurliefhebbers. Enkele jaren later werden ook sporen en rupsen op vijgenbomen gevonden in dezelfde regio.
Rups 8 sep, educatieve tuin Houtweg.
Intussen volgde in het Moerske nog meer waarnemingen en de soort werd toegevoegd aan de lijst van waarnemingen.be3. Brusselaars met een vijgenboom hoeven zich echter geen zorgen te maken, de mogelijke schade is hoogstens van esthetische aard. Aan de bovenkant van het blad op de hoofdnerf kan je de rups terugvinden in wat spinsel in twee periodes: mei-begin juli en augustus tot midden oktober.
Het is niet de eerste keer dat mediterrane insecten in Brussel aan hun opmars beginnen, wellicht ten gevolge van de klimaatopwarming. Denk bijvoorbeeld aan de in het Moeraske ontdekte wants op Kleefkruid, Dyroderes umbraculatus (mei 2004), larve van de Groene stinkwants (Nezara viridula - Punaise verte ponctuée) (07/2004), het Lieveheersbeestje Rhyzobius forestieri (mei 2007), het Rozemarijngoudhaantje (Chrysolina americana - Chrysomèle du romarin) (mei 2008), en het kevertje Bruchidius siliquastri (september 2009)...
Soms zijn Brusselse waarnemingen ook een signaal dat een soort op het punt staat in Vlaanderen door te breken zoals afgelopen maand nog het dagvlindertje Kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae ). Daar werd in juli voor het eerst in Brussel nu ook een rups van waargenomen8 in het Moeraske. In Vlaanderen werd de soort tot voor kort nog geklasseerd als verdwenen, maar intussen lijkt de herovering ingezet9...
Zopas werd een 29ste dagvlinder waargenomen in het Moeraske.
Brussel ligt op de rand van het verspreidingsgebied, maar de soort rukt op naar het Noorden. Alain Boeckx zag de soort twee weken geleden ook al op de ruigte nabij het station van Evere. Vorig jaar waren er al enkele waarnemingen in Anderlecht en ééntje in Val d'Or te Woluwe. Te noorden van Brussel zijn er al enkele waarnemingen gemeld.
Het Kaasjeskruiddikkopje stond er eerder in de Rode Lijst nog op «uitgestorven voor Vlaanderen sinds 1974». In de Nieuwe Vlaamse Rode Lijst dagvlinders werd dat «(Opnieuw) Verschenen».
In de vorige lijst werd vermeld «Het is niet geweten waarom het Kaasjeskruiddikkopje uit Vlaanderen verdwenen is. Verruiging en vermesting van graslanden zijn twee mogelijke oorzaken, samen met de achteruitgang van bloemrijke terreinen met kaasjeskruiden. Vlaanderen ligt bovendien aan de rand van het verspreidingsgebied van deze soort zodat kleine veranderingen in het klimaat volstaan kunnen hebben om een achteruitgang van de soort te veroorzaken.» ²
De hernieuwde opmars die aan de klimaatopwarming word gekoppeld werd gemeld in een natuurbericht.be van augustus 2013 «Het is klein, bruin en het gaat vooruit».
² MAEs, D. & VAN DYCK, H., 1996. Een gedocumenteerde Rode lijst van de dagvlinders van Vlaanderen.
Samedi 28 mars, date de l'Opération Chlorophylle 2015. Comme chaque année, à date fixe, nous inventorions les lérots au Walckiers. Cette année, nous pouvons en observer trois en hibernation -deux ensemble dans le même nichoir, un seul- et un autre spécimen en repos diurne. Le taux d'utilisation des nichoirs n'a jamais été aussi important puisqu'il s'élève cette année à 30%, soit des traces de lérots dans 27 nichoirs sur 30. Nous reviendrons dans les pages de ce site et dans notre prochain bulletin plus en détail sur les résultats 2015 de cette opération.
Dit jaar werden de elzen in het Moeraske goed in de gaten gehouden. Tot nu toe was els als waardplant een beetje onderbelicht gebleven. Een twintigtal nieuwe relaties werden toegevoegd in de fiche van Alnus glutinosa .
Enkel Quercus (Chêne - eik) en Salix (Saule - wilg) hebben momenteel meer waargenomen gasten, dankzij het grote aantal gallen die op deze planten werden aangetroffen.(www.cebe.be/galles)
Els doet het wel erg goed wat aantal waargenomen bladmijnen (10) en bastaardrupsen (5) betreft. (Meer cebe-mijnen op www.cebe.be/Mines en rupsen op www.cebe.be/chenilles)
Heterarthrus vagans (elzeschijfmineerwesp) is zo één van die nieuwigheden, te herkennen aan de nerfoverschrijdende, enkele blaasmijn waarin de larve begonnen is aan een schijfvormig cocon (Moeraske, november 2014).
In de rioolgracht die werd gegraven naast de nieuwe verkaveling in Haren (Verdunstraat - Groene wandeling) hebben deze verschillende elzensoorten zich op één jaar tijd rijkelijk uitgezaaid. Ook, de in het wild zeldzame, hartbladige els die nog niet in de cebe-inventaris was opgenomen, slaagde daar in.
Dit brengt ons meteen bij Els als pioniersplant op vochtige plaatsen. Vaak wordt de plant in één adem genoemd met de stikstofbindende bacterie Frankia alni (elzengalziekte). Die werd hier nu ook voor het eerst gefotografeerd. Ze stelt het wortelgestel van de Els in staat stikstof uit de lucht op te nemen en zo gronden geschikt te maken voor andere loofbomen. De zaailingen van Els hebben veel licht nodig, zodat die uiteindelijk zelf weer plaats moeten ruimen... (en.wikipedia.org).
Van de schadelijke 'ziekte' Phytophtora alni ¹ die in opmars is, vonden we nog geen sporen.
¹ Di Prinzio J., Chandelier A., Henrotay F., Claessens H. [2013 ] La maladie de l'aulne en Wallonie : évolution depuis son émergence. Forêt Wallonne 124. 3-19 - See more at: http://www.gembloux.ulg.ac.be/gestion-des-ressources-forestieres-et-des-milieux-naturels/la-maladie-de-laulne-en-wallonie-evolution-depuis-son-emergence/#sthash.estkUIEZ.dpuf (pdf)
In het Moeraske staat de 'sigaar' van sommige lisdodden (Typha latifolia - Massette à larges feuilles) volledig in zaadpluizen. Dit fenomeen in het najaar en de vroege lente is hier een vertrouwd beeld. Het uitpluizen van de kolven bracht aan het licht dat dit fenomeen veroorzaakt wordt door de rups van een motje, het Lisdoddeveertje.
De rupsjes mogen dan wel goed gecamoufleerd zijn, een speld zoeken in een hooiberg zoals de zoektip-website suffolkmoths beweert, is het nu ook weer niet. www.bladmineerders.be stelt terecht: «Deze soort is gemakkelijk te vinden door de uitgepluisde lisdoddekolven op te zoeken en open te breken. Overal waar de kolven uitgepluisd zijn zitten rupsen in!». Op diezelfde site wordt ook een foto getoond van een Baardmannetje (Panure à moustaches) op deze pluizige kolven. Dit moerasvogeltje heeft blijkbaar ook de samenhang met de aanwezigheid van het Lisdoddeveertje ontdekt...
Dat er in de gallenwereld nog veel te ontdekken valt, wisten we al. Denk maar aan de eerste Belgische melding enkele jaren geleden van de Robiniagalmug in het Moeraske (Obolodiplosis robiniae).
Andere rariteiten volgden zoals Aceria ilicis op Moseik (Quercus cerris) waarvan 't Moeraske en Nieuwpoort voorlopig de enige vindplaatsen op waarnemingen.be blijven.
Aceria heteronyx, gevonden op Noorse esdoorn (Acer platanoides - Érable plane) in het Goede Herderspark, staat voorlopig geparkeerd als «onbekende mijt» (Acari spec.), in afwachting van opname in de soortenlijst op waarnemingen.be.
De melding van deze speciale gevallen trok de aandacht van Sébastien Carbonnelle van een Belgische gallenwerkgroep in oprichting.
Bij een bezoek aan het Moeraske wees die op de mogelijke aanwezigheid van een onlangs beschreven galmug Acumya acericola ¹ op het zaad van Spaanse aak (Acer campestre - Érable champêtre). Een week later vonden wel rode verkleuringen op de zaadvleugeltjes, maar voorlopig geen zichtbare volgroeide larven die als bevestiging zouden gelden. Volgens Keith Harris (via Sébastien Carbonnelle van de Groupe de Travaille Galles): «Not Acumyia acericola. Possibly symptoms caused by eriophyoid mites.»
In het verlengde van het wandelpad van het Moeraske werd op Populier (Peuplier) langs een voetwegje achter het Castrum in Haren de gal van Aceria populi gevonden. Deze opvallende bloemkoolgal mag dan wel aangegeven zijn als «Algemeen» - deze vindplaats is de enige op waarnemingen.be. Er zijn wel foto's van Jean-Yves Baugnée rond Luik op bladmineerders.nl. Gallen in Nederland geeft een foto gemaakt door de in 2009 overleden webmaster Floris Grotenhuis. Diezelfde foto van bleef tot nu toe ook de enige op waarneming.nl in Nederland.
Nog iets verder op de Harense Keelbeekweg (toekomstige gevangenis) werd de zoveelste gal op Eik gevonden: de Gerimpelde meeldraadgalwesp Andricus quadrilineatus.
241 relaties werden intussen vastgelegd voor het Moeraske en omgeving op www.cebe.be/galles.
¹ artikel ZOOTAXA HARRIS, K.M., (2008) The Acer seed midge, Acumyia acericola, an unusual new species and genus of Lasiopteridi (Diptera: Cecidomyiidae) with aciculate ovipositor and larval puparium. Zootaxa 1910:21-26 (2008)
Notre ami Didier Pansaers, qui bague les oiseaux sur nos sites, vient de faire une belle trouvaille ! En inspectant les nichoirs posés à l'Hof ter Musschen, il a découvert un Lérot endormi à côté d'un oisillon... qu'il avait dévoré.
Cette observation est la première de cette espèce, emblématique du Walckiers, à l'HTM. Précisons quand même : on se trouve ici en présence d'une observation sporadique d'un individu, alors qu'au Walckiers subsiste une colonie quantitativement importante de cet animal. Vu l'intérêt que nous vouons à l'espèce, nous ne manquerons pas de revenir plus en détail sur cette information.
Ce 5 avril, Alain Boeckx a observé dans la Woluwe, à hauteur de l'Hof ter Musschen, une tortue de Floride à joues jaunes (Trachemys scripta scripta), soit l'autre sous-espèce moins courante de Trachemys scripta que la tortue de Floride à joues rouges (Trachemys scripta elegans). Aussi exotique que sa consoeur, cete tortue en partage les moeurs et n'en diffère que par la coloration de la tête où le jaune remplace le rouge.
De jonge rups van een Piramidevlinder (La Pyramide) houdt zich 's morgens gedeisd onderaan een ontluikend blad van een Hazelaar (Noisetier) in het Moeraske. De nachtelijke schade is nog zichtbaar... cebe.waarnemingen.be
Toch nog een late nieuwe toevoeging dit jaar van een vlindertje in cebe-gebied.
Deze Kamperfoeliebloesemmot (Alucita hexadactyla (Ornéode du Chèvrefeuille) werd aangetroffen in een tuin vlakbij Walckiers, opgeschrikt tijdens het opruimen van een steenhoop naast een Kamperfoeliestruik. Deze motjes overwinteren als volwassen exemplaar.
De determinatie werd vlug gevonden dankzij de Nederlandse familienaam: ''waaiermotten''. In tegenstelling tot de meeste andere motjes vallen hier de 'beentjes' op in de waaiervormige vleugel (éventail). Wellicht sluit dit motje het vlinderjaar af...
Nieuw in 2013: Anders zoeken geeft andere soorten...
Met 39 geheel nieuwe soorten dit jaar blijft de uitbreiding van cebe-inventaris in dit segment gelijke tred houden. Wel gaat het intussen niet meer zo vaak om nieuwe macro's die onder een tuinafdak werden aangetroffen. De nieuwe soorten zijn de laatste tijd vooral afkomstig van waarnemingen op het terrein van bladmijnen, rupsen, vraatsporen en micro's. Ook al omdat er hier tot nu toe zelden met een lichtval gewerkt werd.
In tegenstelling tot de grotere motten zijn er wel meerdere van onze micro's die nog niet in Vlaams-brabant werden waargenomen en staan deze in de ''Catalogue of the Lepidoptera of Belgium'' nog aangegeven als minstens 30 jaar afwezig in deze streek.
In het Brabantse zijn er een tiental (lichtval-)waarnemers actief met elk al méér dan 500 soorten op nun naam waaronder voormalig cebeër Paul Nuyts in Overijse bvb.
Er is hier dan ook maar één enkele macro die nog niet in de Vlaams-brabantse soortenlijst van macrosoorten voorkomt: de in Walckiers in 2004 waargenomen Chloantha hyperici.
Appelglasvlinder: een van de bevestigingen van een oude cebewaarneming zonder datum...
Naast deze éérste waarnemingen in cebe-gebied konden ook nog 17 soorten uit de cebe-inventaris van voor 2008 bevestigd worden. In het Moeraske blijven nu nog 30 gefotografeerde soorten (7%) over die nog niet op cebe.waarnemingen.be (2008 ev.) staan.
Gericht zoeken op een aantal waardplanten bracht ook nog 22 nieuwe verschijningsvormen aan, in de eerste plaats rupsen, mijnen of vraatschade veroorzaakt door hier eerder al waargenomen imago's.
Dankzij de feedback op waarnemingen.be kwamen er ook nog 5 (her-)determinaties van fotowaarnemingen van de voorgaande jaren.
Gisteren werd dan toch een «Plataantijger» (Corythucha ciliata (Tigre du platane)) aangetroffen in het Moeraske.
Daar hadden we naar gezocht in het voorjaar na berichten op waarnemingen.be van de aanwezigheid op platanen in de Brusselse Vijfhoek. Dit leverde toen wel de vondst van Arocatus longiceps op, een andere wants op Platanen.
De soort werd dus intussen waargenomen in Brussel, Mechelen en Antwerpen.
Nieuwe soorten zijn vooral nog te verwachten bij de «Dwerg- of nepkapoentjes», een subfamilie van zeer kleine onopvallende en weinig bekeken Lieveheersbeestjes. Dit voorjaar werd zo nog Scymnus interruptus opgenomen, waarvan tot nu toe slechts 4 Belgische waarnemingen werden ingevoerd. Ook twee dwergkapoentjes die werden gevonden in de onmiddellijke omgeving van het Walckiers zijn tot op heden vrij uitzonderlijk gebleven op het Belgische waarnemingen.be: Rhyzobius forestieri (2007), was de eerste Belgische waarneming en is sindsdien nog één keer waargenomen in Planckendael nabij Mechelen.
Clitostethus arcuatus werd, op één Leuvense melding deze maand nà, tot nu toe enkel gespot in het Moeraske. Haar aanwezigheid werd hier deze maand nog bevestigd.
Van de grotere Brusselse soorten ontbreken in het Moeraske enkel Anatis ocellata (Coccinelle ocellée - Oogvleklieveheersbeestje) en Coccinella magnifica (Coccinelle éclatante - Schitterend Lieveheersbeestje). De eerste soort is te zoeken op naaldbomen. De tweede soort, die zeer sterk lijkt op het gewone Zevenstippelig Lieveheersbeestje, zit meestal in de buurt van het koepelnest van de rode bosmier. Die laatste valt hier dus niet onmiddellijk te verwachten (stippen.nl).
Een fotogalerij met alle Brusselse soorten en varianten staat op:
Wat te verwachten was, werd nu ook bevestigd door de vondst van een rups op Grote brandnetel (Urtica dioica) in het Moeraske: de Spaanse vlag plant zich hier effectief voort.
Het Moeraske ligt aan de westgrens van het uitdeinend verspreidingsgebied van deze dagactieve nachtvlinder.
In Vlaanderen is deze vlinder nog een zeldzaamheid. De opvallende vlinder wordt later op het jaar vooral waargenomen op bloesem van Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum).
Een wekelijks bezoekje aan de Eiken (Chênes) blijft nieuwe gallen opleveren, maar ook meer dan dat...
Ditmaal vonden we van Andricus lignicolus (Colanootgalwesp) de heel bescheidend knopgal (foto rechts) die de seksuele generatie voortbrengt op Quercus cerris (Chêne chevelu - Moseik) ...
De zoektocht naar gallen bracht echter ook andere insecten op de voorgrond:
Eulecanium tiliae , de zeer goed gecamoufleerde schildluizen die vorig jaar al in Hof ter Musschen werden waargenomen, vonden we nu ook op Eik in het Moeraske.
Ook Phyllobius oblongus (Charançon radicicole européen - Behaarde bladsnuitkever) lijkt de gelijkenis met bladknoppen te benutten tijdens de paring. .
Enkele nieuwe wantsen doken op, zoals de kleurrijke Rhabdomiris striatellus (Gestreepte Eikenblindwants) die tegelijkertijd ook voor de eerste keer in Hof ter Musschen werd waargenomen door J-F Van der Donckt.
Van de kortlevende Harpocera thoracica werden naast vrouwtjes nu ook een nimf herkend. Bernard Pasau vond een mannetje in Hof ter Musschen waarvan wordt gezegd dat ze nog korter leven.
Ook in Hof ter Musschen werd voor het tweede jaar op rij een Dryophilocoris flavoquadrimaculatus (Gele Viervlekwants) aangetroffen die ook aan Eik gelieerd wordt.
Verder volgde nog een resem rupsen op Eik, te beginnen met een «valse» bastaardrups van de zaagwesp (symphyte) Periclista sp
Ook enkele polyfage vlinderrupsen die eerder al op andere planten werden gezien vonden we nu op Eik: Perigrapha munda (Proprette - Dubbelstipvoorjaarsuil), Lymantria dispar (Disparate - Plakker) en de Erannis defoliaria (Hibernie défeuillante - Grote wintervlinder). De laatste twee vonden we op Quercus cerris (Chêne chevelu - Moseik). Ook een nog niet nader gedetermineerde Geometridae (Spanner-rups) wist de configuratie van Moseik bijzonder goed te benutten (zoom!). Wordt ongetwijfeld vervolgd...
Vorig jaar werd al de rups van het zeldzame Vlasbekuiltje aangetroffen in Watermaal-Bosvoorde. Nu vonden we een volwassen exemplaar in het Moeraske.
Het is nà de Vlasbekdwergspanner (Eupithecia linariata), een tweede vlindersoort waarvan de rups leeft op Vlasbekje (Linaire commune - Linaria vulgaris).
Dipsacus fullonum (Cabaret des oiseaux - Grote kaardebol)
Vendredi 17 mai 2013
Volwassen bladroller 16 mei 2013
Bij het bekijken van enkele zoektips deze winter vielen we op deze Kaardebol-tip «Cochylis roseana & Endothenia gentianaeana: Collect the seedheads of teasel and keep in a box; you will breed plenty of the adults» (Suffolk Moths).
Op 10 februarie vonden we inderdaad rupsjes binenin enkele verdroogde kaardebollen in het Moeraske. De zaadbollen werden weer gesloten en bewaard in een afgesloten glazen potje.
Rups Endothenia marginana (Scherpe kuifbladroller) in Kaardebol 10 feb 2013, Moeraske.
Gisteren bleek daar een eerste motje uit voortgekomen. Het gaat om een typische vogelpoep-imitatie die je wel meer aantreft bij motjes van de Bladroller-familie (Tortricidae).
Kaardebollen zijn verder vooral interessant voor het aantrekken van bijen en vlinders en in de winter ook voor Distelvinken (Chardonneret).
Neuroterus quercusbaccarum, weer een knikkertje bij op Eik
Mercredi 08 mai 2013
gal ♀♂ Neuroterus quercusbaccarum
Ondanks het feit dat er slechts een handvol eiken (Chêne - Quercus robur) te vinden zijn in het Moeraske, kwamen er in 2013 toch nog nieuwe knikkervormige gallen bij.
Het gaat om een gal op de meeldraad geproduceerd door de sexuele generatie van de Lensgalwesp (Neuroterus quercusbaccarum). Soms wordt diezelfde gal toch op het blad aangemaakt waar ze nogmaals een ander uitzicht krijgt.
Op Moseik (Q. cerris) werd een nog niet nader gedetermineerde gal aangetroffen die voorlopig onder insecta sp opgenomen werd.
Verder werden er in april ook galwespjes (Cynipidae sp) 'in levende lijve' gespot op de bladknoppen van eik.
Een overzicht van de gallen op Eik werd bijgewerkt in de pagina www.cebe.be/galles.
Andricus callidoma (Gesteelde Knopgal), A. quadrilineatus (Gerimpelde meeldraadgalwesp) en A. quercuscorticis (Eikenwondgalwesp) werden buiten cebe-gebied waargenomen.
Op Cynips divisa (Rode Erwtengal) nà (2006), werden alle andere gallen sinds 2008 waargenomen in het Moeraske.
Samedi dernier, Alain Boeckx a photographié à l'Hof ter Musschen ce qui est vraisemblablement la forme aquatique d'un Campagnol terrestre (Arvicola terrestris terrestris) encore appelé Rat taupier.
Un doute subsistant, et comme la classification et la détermination des campagnols étant assez complexes, nous feront néanmoins appel à des spécialistes pour essayer de trancher la question.
De Groene Zandloopkever (Cicindela campestris - Cicindèle champêtre) voelt zich thuis in open gebieden met geen of schaarse vegetatie zoals in duingebied en in de kempen.
In de buurt van het Zoniënwoud was hij al eerder gesignaleerd.
Op de zonnige dag gisteren (23°) werden meerdere exemplaren gespot in het Moeraske.
Twee exemplaren op een zanderige zuidwand langsheen de groene wandelweg die een insnijding maakt in de ruigte achter de gebouwen van de hondenbrigade en ook een exemplaar op het wandelpad in het Moeraske.
Het gaat om een grote en opvallende verschijning die bij verstoring telkens slechts korte stukjes vliegend aflegt en dus gemakkelijk is waar te nemen. Vermoedelijk gaat het dan ook om een nieuwkomer voor de plaatselijke fauna...
Lors du relevé Chlorophylle du 16 mars dernier, jetant accidentellement un regard sur une petite station de mousses, l'attention de quelques-uns parmi nous fût attirée par quelques brins de petites dimensions d'une espèce qui se trouvait dans une population plus importante d'Oxyrrhynchium hians.
Le spécimen appartenait au genre Plagiomnium, mais, quoique muni de ma loupe de botaniste, il ne m'était pas possible d'en dire plus sur le terrain. L'examen, chez moi, au binoculaire fit apparaître des feuilles non décurrentes et une marge foliaire à dents très peu visibles.
Cela faisait penser à un Plagiomnium ellipticum. Un bryophyte présent à l'Hof ter Musschen, mais inconnu au Moeraske-Walckiers (dans notre inventaire des bryophytes, Moeraske et Walckiers sont repris comme deux entités distinctes).
Pour en être certain, comme il m'arrive très souvent de le faire, je pris la liberté de contacter André Sotiaux pour qu'il confirme cette détermination. Et là, agréable surprise, la sanction du maître me ravît pleinement : l'espèce rencontrée était certes une espèce très proche de celle que je croyais avoir déterminée, mais il s'agissait en fait de Plagiomnium rostratum, une nouveauté pour le Walckiers, mais une espèce non présente au Moeraske et à l'Hof ter Musschen.
Une "coche", quoi ! ... pour employer le jargon des ornithologues. P. rostratum diffère de P. ellipticum par le fait que le premier est souvent fertile au contraire du second (mais ce n'était pas le cas pour les exemplaires rencontrés) et que lorsqu'il y a fructification, la coiffe du premier est beaucoup plus longue que celle du second et même de tous les autres Plagiomnium (pas visible ici).
La seule différence observable sur mes spécimens résidait de fait dans la taille des cellules constitutives des feuilles : elles sont beaucoup plus petites chez P. rostratum que chez P. ellipticum.
Pour le voir - sous le conseil d'André Sotiaux- il fallait recourir au microscope! C'est compliqué, les mousses !!!
Samedi 16 mars. Opération Chlorophylle : le recensement des lérots du Walckiers.
Cette année, ce sont 26 nichoirs sur 86 qui portent la trace du passage du lérot. 5 individus hivernants ont été relevés.
3 nids paraissent aussi avoir été abandonnés depuis peu de temps (les quelques jours de beau temps vers le 5 mars ?).
Nous reviendrons par le détail sur l'ensemble des résultats 2013 dans notre prochain rapport Chlorophylle.