Commentaires
Determinatiecommentaar van Willem Ellis (bladmineerders.nl) op 09/11/2007 naar aanleiding van de twijfel die was gerezen in verband met de opname in de Catalogue. (Ons exemplaar heeft namelijk lange mineergangen en het krullen van de bladrand in een conus heeft nog niet plaatsgevonden). Willem Ellis « het gaat zeker niet gewoon om een mineervlieg, want de frass ligt in een centrale
lijn (
mijnen van de enige vlieg op Es, Aulagromyza heringi, zien er ook totaal anders uit). Ik moet je bekennen dat ik C. cuculipennella niet goed ken. Maar jouw mijn voldoet geheel aan de beschrijving én figuur die Hering van deze mijn geeft, en ook aan de beschrijving door Emmet. C. cucilipennella maakt wel degelijk een lange, epidermale (zilverige) gang, met een centrale bruine frasslijn. Het ziet er naar uit dat de larve spoedig is doodgegaan, of het slachtoffer is geworden van predatie (de mijnen eindigen bij een gat in het blad). In oudere mijnen wordt namelijk spinsel afgezet, en de mijn trekt zich dan samen, waarbij het blad vervormt. Het is waar dat Caloptilia's spoedig vrij gaan leven in een bladrol, maar die rollen (ze maken er meestal 2-3) zijn vaak in een een ander blad (of in dit geval deelblaadje). In jullie geval zijn de larven daar niet aan toegekomen. »
La mine de la chenille se repère facilement sur le Frêne (Fraxinus excelsior), c'est la seule qui est blanche brillante car c'est une mine épidermique.
Elle a été très peu observée en Belgique d'après le Catalogue of the Lepidoptera of Belgium, seulement dans trois provinces. En Brabant, la dernière observation remonte à avant 1980.