Moeraske: Insecten in de winter na de vorst
             www.cebe.be/hiver

Chilocorus bipustulatus (Heidelieveheersbeestje)
« Chilocorus bipustulatus est très rare à Bruxelles (et en Belgique) mais il y a vraisemblablement une petite population très mobile et à densité extrêmement faible à Bruxelles car on a régulièrement des observations, y compris des larves (cimetière d'Uccle, campus ULB de la Plaine, Jette,...).Ce qui est curieux (et intéressant) c'est qu'il s'agit d'une espèce clairement liée aux landes sèches en Belgique et en Angleterre mais dans le sud de l'Europe elle se trouve un peu partout dans les arbres et en particulier sur les conifères. A Bruxelles, pratiquement toutes les observations se font sur conifères. Il est probable que le climat urbain permet à cette espèce d'exploiter ces biotopes qu'elle ne peut pas exploiter en dehors des villes»(G. San Martin, communication personnelle).
Juniperus sp (Genévrier - Jeneverbes)
Thecla betulae (La Thécla du bouleau - Sleedoornpage)
Moeilijk zichtbaar omdat ze vaak hoog in de bomen leven.Er liep een telproject «Inventarisatie Sleedoornpage 2008-2010» (kaart) waar vooral een concentratie opvalt tussen Oudenaarde-Brussel-Mechelen en Leuven.
«de enige bedreigde vlindersoort in Nederland die vooral buiten natuurgebieden voorkomt» (vlindernet.nl).
Rode lijst Vlaanderen: 'Bedreigd'; Wallonie: « LR : faible risque »
« A rare and local species » in de Catalogue, werd al gemeld nà 2004 in Brabant, nog niet in 3 Vlaamse provincies, 03/12/2007, BH.
overwintering als eitje meestal op Prunus spinosa (Prunellier - Sleedoorn) en soms op andere Prunussoorten en Betula sp.. «eitjes op de grens van oud en jong hout in de oksels van sleedoorntakken» (vlinderet.nl).
Inachis io (Paon du jour - Dagpauwoog)
vlindernet : 'Rups: Tot 40 mm. Lijf fluweelachtig zwart met veel kleine, witte stipjes. Ook de doorns en de kop zijn zwart. Er staan geen doorns op het kopschild zoals bij de rups van het landkaartje. Jonge rupsen leven in groepen in spinselnesten. De volwassen rups leeft solitair. De rups groeit in de voorzomer en in gunstige jaren ook in zomer en nazomer. Het popstadium duurt ongeveer 3 weken.... Vliegtijd: juni - winter - juni. Vliegt in 1, soms 2 generaties. ', BH.
Urtica dioica (Grande ortie - Grote brandnetel).
Op vochtige en beschaduwde plaatsen (vlindernet), BH.
Vergelijk de overwinterende exemplaren ook met de Atalanta! Deze overwintert in principe niet bij ons maar er zijn wel elk jaar verdacht vroege waarnemingen zoals op 28 feb 2009 in het Moeraske! Er zijn 2 meldingen op waarnemingen.be.
Scoliopteryx libatrix (Découpure - Roesje)
Ce papillon est bien connu des spéléologues car il recherche les grottes pour hiberner. C'est l'un des premiers et des derniers papillons observables dans l'année.
Salix, Populus.
La chenille vit sur le Saule et le Peuplier.
Cave pour l'hibernation
Rabdophaga strobilina (Galle en rosette du saule - Wilgenroosjegal)
Deze gal wordt gevormd doordat de lengtegroei van de twijg wordt gestopt maar de blaadjes wel blijven doorgroeien. Deze «rozetjes» sterven af maar blijven in tegenstelling tot de andere bladeren ook in de winter aan de boom hangen met binnenin de larve die in de lente de gal zal verlaten.
Zie ook «Gewone wilgenroosjesgalmug - Rabdophaga rosaria» die op waarnemingen.be ook voorzien is (zie Nomenclatuur).
Pour être certain de la détermination, Nico Schneider conseille d'observer trois choses : la taille de la galle doit être grande, la larve doit être seule et de couleur orangée.
Salix alba (Saule blanc - Schietwilg) - Salicaceae maar ook op andere salix-soorten.
Stenacis triradiata (Wilgenbezemmijt, Warvlecht)
Er bestaat twijfel over de veroorzaker van deze gal. Die zou namelijk ook een virus of een andere mijt kunnen zijn. Valt vooral in de winter goed op in de kale kruinen. Ter hoogte van de watertoren in het Moeraske zijn Wilgen waar tegelijk ook nog enkele gallen van galmuggen zichtbaar blijven in de winter: Rabdophaga strobilina (Galle en rosette du saule - Wilgenroosjegal) en Rabdophaga salicis (Wilgentakgalmug)...
Salix spec., op katjes of bladknoppen, variabel in vorm.
Rabdophaga salicis (Wilgentakgalmug)
Vergelijk Melanagromyza simpliciodes? (Planzengallen.de)« Midge larvae are red, small, and headless, which makes it easy to separate them from stem galls induced by Euura sawflies. Also the larval chamber is larger in the midge galls, and no frass is present.» INSECTS ON WILLOWS: GALL INDUCERS (INSECTS ON WILLOWS, Tommi Nyman 2007)
Salix aurita, S. cinerea, S. caprea. (Plantengallen.com)'
Lasius fuliginosus (Glanzende Houtmier)
Meerjarig nest tussen wortels en holle stam van een boom met nestingang aan de voet en met bladluizenkolonies in de kroon. Nest bestaat uit kartonachtige massa («cardboard ant») van hout, zand en suikerhoudend speeksel gemaakt. Goed te herkennen, 3,5 à 5 mm glanzend zwarte mier met grote kop achteraan ingedeukt en een typische citroengeur. Op formicidae.be wordt exact dezelfde levensbeschrijving gegeven van een nest zoals dat in het Moeraske dat in 2010 door een windstoot aan zijn einde kwam. De nestconstructie vergt veel bouwenergie en wordt dus niet snel verlaten. In het begin van de koloniestichting neemt een koningin een nest van andere Lasiussoorten in en neemt de plaats in van de oorspronkelijke koningin... Zie bvb « Mierenkolonies en projecten van leden => Blogs => Lasius» op het Antweb-forum/
Er is ook sprake van een paddenstoel «Cladosporium myrmecophilum» die door de mieren wordt onderhouden en het nest een stevigere structuur geeft (de.wikipedia.org)...
Typha latifolia (Massette à larges feuilles - Grote lisdodde)
bloei: eind mei-juni, vrucht augustus-september.
De bladeren en de bladschede vormen een uitstekende geïsoleerde schuilplaats voor heel wat insecten en spinnen in de winter... De drie meest waarschijnlijke volgen hieronder:
Demetrias imperialis 
Goede afbeelding op plaat van «Entomologie en Alsace - Carabidae» van Claude Schott.
«Zeldzaam» op Rode Lijst Inbo 2008 en ook op het verspreidingskaartje op pagina 94 van de verspreidingsatlas. Voorlopig (feb 2010) slechts één waarneming van Roeland Libeer en in dezelfde omstandigheden op waarnemingen.be
Typha latifolia (Massette à larges feuilles - Grote lisdodde)(bioimages). Volwassen exemplaren overwinteren in dode Lisdodde-stengels.
Cyphon laevipennis 
4-5 mm Les larves sont aquatiques et se nourrissent de micro-organismes.
Vergelijk: DE NEDERLANDSE SOORTEN VAN HET GENUS CYPHON PAYKULL (COLEOPTERA, HELODIDAE) door J. T. WIEBES en A.A. WIEBESRIJKS, ZOOLOGISCHE BIJDRAGEN 7 (1964), Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden
oa in bladschede van stengels van Typha latifolia. Ook aangetroffen in Riet (Phragmites)
Ischnodemus sabuleti 
Kende pas vanaf 1993 een felle toename in Engeland (www.britishbugs.org.uk).
Gevonden op Roeland Libeer, Wantsen uit onze regio (=ZW-Vlaanderen) die ook de enige waarnemingen in gelijkaardige omstandigheden (bladschede Lisdodde) dit jaar op waarnemingen.be heeft geplaatst...
Moerasbiotopen met Glyceria maxima (Glycerie aquatique - Liesgras) - Poaceae « een duidelijke indicator voor voedselaanrijking in moerasgebieden » en « soortoverwintert vaak tussen bladscheden Typha spp. (Massette - Lisdodde) of Phragmites australis (Roseau, Phragmite - Riet) (cf. afgeplatte vorm). (pdf-bestand: Mark Alderweireldt, Enkele waarnemingen van landwantsen (Hemiptera) in de Blankaart (Woumen, West-Vlaanderen) Phegea 29 (3) (1.IX.2001): 89)
Gypsonoma aceriana (Sémasie du peuplier - Populierenscheutboorder)
Er zijn niet zo veel vlindergallen. Gallen in NL vermeldt er slechts vier: Adaina microdactyla (cebe) (Dwergvedermot)[= montivola], Heliozela resplendella (cebe) (Elzenzilvervlekmot), H. sericiella en Retinia resinella ([=Petrova] Harsmannetje, op Grove Den (Pinus sylvestris). plantengallen.com voegt daar nog de Eikentakmot, Stenolechia gemella aan toe.
«Gelijkende soorten: Gypsonoma dealbana en Gypsonoma sociana. Let ook op onderscheid met Spilonota spec en Notocelia spec. » (www.microlepidoptera.nl)
Populus (Peuplier - Populier) alba , nigra, tremula, x canadensis, x_canescens: Ce micro-lépidoptère provoque la formation d'une galle sur les pousse de divers Populus...Ook op berk (Betula), bosbes (Vaccinium) en heide (Erica) (Razowski, 2003a). (www.microlepidoptera.nl)
Andricus lignicola 
Gallen blijven hangen in de winter. Op de foto gaat het om de agamae generatie en deze gallen bevatten dus uitsluitend vrouwelijke exemplaren. Deze zullen later wel een sexuele generatie kunnen voortbrengen. Bij deze soort is er sprake van zogenaamde waardwisseling: de (veel discretere) gallen van de sexuele generatie zijn op Quercus cerris (Moseik), zie knopgalletjes op Gallen in NL
Quercus (Chêne - Eik) , galle au bout des ramaux de chêne.
Lestes viridis (Leste vert - Houtpantserjuffer)
« Lichaam glanzend blauwgroen gekleurd, nooit met blauwe delen. » (Odonata)
« een licht pterostigma in de vleugel» (waarneming.nl)
Verschil met andere pantserjuffers op waarneming.nl: « het schiereilandje op het borststuk »
Alnus glutinosa (Aulne noir, glutineux - Zwarte els), Salix, ...: op jonge overhellende twijgen boven het water worden in de 2de helft van september eitjes (2 per sneetje) afgezet onder schors waardoor een onechte gal ontstaat. In maart beginnen de eitjes en takken weer te groeien en scheuren de galletjes open waarbij de (pro-)larven zich in het water laten vallen... «Ook als de prolarve niet meteen in het water terechtkomt, kan ze enige uren overleven en zich al kruipend naar het water bewegen.» (nl.wikipedia.org). «Als het aanbod van over het water hangende takken klein is, zijn meerdere eiafzettende paartjes bij elkaar aan te treffen.» (www.libellennet.nl), dit laatste is van toepassing aan het Dooleght-vijvertje. Na drie maanden, vanaf juni, verlaten ze het water weer... 4dec10BH.'
Entomobrya nivalis 
En cueillant de vielles noisettes encore attachées à un arbre, j'ai eu plusieurs de ces collemboles de 2 mm qui me couraient sur les doigts. Un peu plus loin, sur un autre noisetier, les vielles noisettes étaient sans collembole. J’ai soumis cette observation à Frans Janssens qui m’a envoyé la réponse suivante.C’est Entomobrya nivalis, facilement reconnaissable à la marque en forme de U sur le quatrième segment abdominal. Ce collembole a un comportement quotidien intéressant. Chaque jour, il monte et descend des arbres. Durant la nuit, il descend pour rester dans la litière. Durant la journée, il monte dans les buissons et les arbres. Comme son nom l'indique ce collembole a développé une adaptation à la vie active en hiver.
Andrena vaga (Andrène vagabonde - Grijze zandbij)
Vrij zeldzaam volgens www.wildebijen.nl.
Vliegtijd tussen maart en mei. Tussen 10 en 14 mm., nestelt in groepen.
Cette «abeille des sables» solitaire se creuse un terrier en sol sablonneux. Elle nourrit ses larves de pollen. Une abeille parasite lui est spécifique, c'est Nomada lathburiana (voir Nomada sp (Wespbij, Koekoeksbij) - Apidae), AD.
«C'est la seule espèce à avoir le thorax entièrement blanc. Les autres Melandrena de ce type ont une bande interallaire noire.» Pierre Rasmont.
diepe grondnesten op droge zonnige plekken en leven uitsluitend van stuifmeel van wilgen (Salix) in de nabijheid.


Pyrrhocoris apterus (Gendarme - Vuurwants)
Deze opvallende wants wordt in Brussel de laatste tijd in toenemende mate gemeld (bru.waarnemingen.be/soort/view/9331): van 3 in 2008, 16 in 2009 naar 24 keer eind september 2010. Ook in het Moeraske te Evere, waar insectenobservaties al langer geregistreerd worden (www.cebe.be/inventaires), dook deze wants pas voor de eerste keer op in 2008.Volgens de verspreidingskaart van waarnemingen.be doen ze het momenteel ook goed in Leuven en Gent. Deze soort vormt een buitenbeentje onder de wantsen: ze kunnen niet vliegen, leven in groep, zijn niet gecamoufleerd en je hoeft ze niet te gaan zoeken in de planten. Ze is bij ons ook de enige vertegenwoordiger van de Vuurwantsenfamilie (www.species.be).Op voetpaden of muurtjes onder Lindebomen maak je tijdens de eerste warme en zonnige dagen van het jaar een redelijke kans ze aan te treffen. Eenmaal de vindplaats gekend is, zie je ze meestal in de buurt tot in oktober en blijven ze er ook de volgende jaren opduiken... Ze zijn ongeveer 1 cm groot en hebben een opvallende rode kleur met een sterk contrasterende zwarte maskerachtige tekening. Ze leven in groepen en voeden zich gewoonlijk met afgevallen zaden en plantenmateriaal, vooral onder Lindebomen. Dode insecten kunnen ook 'leeggezogen' worden en actieve jacht op andere insectjes is niet uitgesloten. In tuinen zijn ze dus onschadelijk.Later op het jaar vind je ze ook meer verspreid en vaak ook op Kaasjeskruid (Malva). Omdat ze op dat moment minder in groep opereren, kan je ze verwarren met de Kaneelwants (Corizus hyoscyami), die echter wel luchtwaardig is en een rood en geen zwart kopje heeft.De combinatie Linde-Kaasjeskruid kan vreemd lijken, maar recente genetische studies brengen deze planten tegenwoordig onder in dezelfde plantenfamilie. Tot nu toe hebben we alleen deze kortvleugelige exemplaren gezien maar naar verluid zijn exemplaren met bruikbare vleugels wel degelijk mogelijk. Gevleugelde vrouwtjes zouden ook meer op exploratie ingesteld zijn dan op voorplanting. «Pyrrhocoris apterus» komt uit het Grieks en het eerste woord verwijst naar de rode kleur, het tweede naar het vleugelloos zijn. In het Frans noemt men ze 'Gendarmes' omdat ze doen denken aan de vroegere uniformen, ook « Masques-nègres » is een toepasselijke Franstalige benaming.Er zijn twee generaties. In de lente zie je vaak parende koppeltjes waarvan de «hechting» zelfs tot 7 dagen kan duren. De mannetjes beletten zo dat het vrouwtje door andere partners bevrucht wordt. Vaak zie je tussen de groepen ook de onvolwassen nimfen in verschillende stadia. Omdat de lederachtige voorvleugeltjes hier nog niet ontwikkeld zijn hebben ze niet die zwarte zandlopertekening. Ze vervellen vijf keer en overwinteren in groep als volwassen exemplaren onder stenen, bladeren en holtes, vaak in de buurt van Lindebomen. Afhankelijk van de streek zijn in zekere mate bestand tegen bevriezing. 27sep10bh.
Aan de voet van loofbomen (vaak Tilia of Robinia) in open bos en bij parkbomen op zonbeschenen plekken. Ook op Kaasjeskruid (Malva) (waarneming.nl, soortenbank)'
Pulvinaria regalis (Pulverinaire du Marronnier d'Inde - Koningsschildluis)
Cette cochenille d'origine nord américaine était inconnue chez nous avant les années 60. Elle est maintenant très répendue surtout sur les arbres urbain (Ravageurs des végétaux d'ornement).
Volwassen wijfjes in de zomer zijn zeer beperkt mobiel. Eizakjes in de winter bevatten 2.000 eitjes. Uitgekomen jongen kunnen verspreid worden door de wind... Zonder de eizak zijn de volwassen wijfjes veel minder zichtbaar. Na het eileggen blijft het (dode) wijfje op de eizak plakken en vormt nog een zekere bescherming. In het begin van de zomer migreren de jongen naar het blad en de nimfen keren terug naar de twijgjes voor de bladval. Daar blijven ze ontwikkelen tot de maand mei. Gevleugelde mannetjes hebben geen monddelen en zijn dus kortlevend.
Van Aziatische oorsprong. (www.nhm.ac.uk, 4dec10BH).
Acer pseudoplatanus, Tilia sp, Laurus nobilis, Aesculus hippocastanum, ... Eitjes kunnen ook op niet-waardplanten gelegd worden. De schade blijft meestal beperkt tot het esthetische, parastitaire wespjes krijgen meestal weinig kansen omdat ze met het bladafval verwijderd worden bij opruiming.
Pterocomma salicis (Bonte wilgetakluis, Zwarte wilgentakluis)
«is abundantly predated and parasitised and facultatively tended by ants and T. salignus actively repels ants, has no known parasitoids and is predated at a very low level. The contrasts in the life histories of these species add to the versatility of this system» Dr Catherine Collins Aspects of the ecology of willow aphids.
Staat nog niet in waarnemingen.be, 7dec10BH.
Salix sp.
Phytomyza ilicis (Mineuse des feuilles de Houx - Hulstvlieg)
Merk op dat de onderzijdige mijn, die gemaakt wordt in een later stadium, niet op dezelfde plaats ligt en kleurloos is. Volgens www.bladmineerders.nl kan je soms ook vogelpredatie aantreffen waarbij de mijn is opengehouwen. In de wintermaanden gaat de larve in de bladschijf mineren, de wijnrode plek is de verzamelde frass. Doordat Hulst niet bladverliezend is, blijft deze mijn ook goed zichtbaar in de winter. Zeker in de steden zijn deze waardplanten bijna altijd 'aangetast', 3dec10BH.
Une seule mine est citée pour le Houx et sa description correspond à l'observation, AD.

Ilex aquifolium (Houx - Hulst)
Scolytus scolytus (Scolyte de l'orme - Grote iepenspintkever)
In dode Olmen vind je vaak sporen die deze kevers nalaten. Er is een centrale vertikale galerij van een 10-tal cm waarin de eitjes werden gelegd. In een rechte hoek vertrekken hieruit de gangen die de larven hebben gemaakt en die een 15-tal cm lang kunnen worden. He geheel laat achteraf een bloemachtige tekening na onder de schors. De jonge kevers die de in het voorjaar de gangen verlaten zitten eerst in de vork van jonge takken (forestryimages) waardoor de waardplant besmet wordt met een schimmel die takken doet afsterven en later de hele boom. In de winter zullen de larven voordeel halen uit deze verzwakte waardplant...3dec10BH.
Vergelijk met de Kleine iepenspintkever (Scolytus multistriatus)
4-6 mm. Zwartbruin met groot halsschild.
Ulmus sp (Orme - Iep).
Eet hout van zieke/dode bomen en daarbij bekend als verspreider van de Iepenziekte: Ophiostoma ulmi (Maladie de l'orme) op Ulmus, Carpinus betulus en Prunus. (Men spreekt ook van Ceratocystis ulmi (Dutch elm disease)). Er is een wederzijds belang: de schimmel verzwakt de boom wat de larven goed zou uitkomen...
Aceria fraxinivora (Acarien du Frêne - Esbloemklompjes, Bloemkoolgal)
Bloemkoolachtige woekering ipv de bloem. Blijft hangen in de winter. «De bloemen van essen raken compleet vergroeid als de galmijt Aceria fraxinivora haar eitjes juist daar deponeert. In plaats van bloemen krijg je dan woekeringen met een bloemkoolachtige structuur, die aanvankelijk groen zijn en later bruin worden. Juist in de wintermaanden kun je die zwarte, korrelige massa's goed zien.» (Nederlands dagblad)
Provoque des galles de l'inflorescence du frêne (Fraxinus excelsior). Très commun.
Fraxinus excelsior (Frêne commun - Gewone es)
Osmia cornuta (l'Osmie cornue - Gehoornde metselbij)
10-15 mm, en dus iets groter dan O. rufa. Beharing zwart, op het achterlijf helder vosrood.
Nederlandse Soortenbank : 'Zuidelijke soort die vanuit Midden-Europa naar het noorden oprukt, mogelijk door de toename van de gemiddelde zomertemperatuur. Algemeen in Zuid-Nederland en België.' Staat nog als 'zeldzaam' aangegeven voor Nederland op wildebijen.nl.

Jean-Yves Baugnée donne la distinction entre Osmia rufa et O. cornuta :
'Les femelles d'Osmia sont plus massives, ont des antennes nettement plus courtes et ont effectivement des cornes sur la face. De plus, elles éclosent généralement plus tardivement que les mâles.
Chez O. rufa, la pilosité du thorax et de l'abdomen est relativement uniforme (brun jaune à roux).
Chez O. cornuta, la pilosité est bicolore : noire à brun foncé sur le thorax, rougeâtre sur l'abdomen. Cela est valable également chez les femelles ou c'est encore plus contraste.
Les cornes des femelles ne sont pas très différentes d'une espèce à l'autre, contrairement au bord antérieur du clypeus (entre les cornes) qui est très légèrement anguleux au milieu chez cornuta alors qu'il est prolongé en une lamelle plus ou moins bilobée chez rufa.'

Les pages entomologiques d' André Lequet: 'O. rufa est nettement plus tardive... et en quelque sorte plus blonde que rousse, et ce entièrement !... Les cellules les plus proches de la sortie sont toujours occupées par des mâles, lesquels se développent plus rapidement que les femelles logées en fond de galerie'
Tuberolachnus salignus (Puceron géant du Saule - Dromedarisluis, Grote wilgenbastluis)
On le trouve de préférence sur le Saule des vanniers (Salix viminalis) à partir de la fin de l'été.
Il supporte le gel jusque -5°. On le rencontre donc aussi en hiver.
Il n'y a jamais de mâle, la reproduction est uniquement parthénogénétique. Les colonies ont le surprenant comportement de bouger les pattes arrières ensembles pour effrayer les prédateurs potentiels. Il a peu de prédateur, même les voraces coccinelles les évitent peut-être parce qu'elles sont toxiques. Il semble pourtant que la Coccinelle asiatique (Harmonia axyridis) s'en nourrisse.
«Cet aphide est loin d'être le plus grand puceron du monde avec ses 5 ou 6 mm. Des espèces du genre Cinara (vivant sur Conifères) mesurent 7 mm l'une d'elles atteint 7,8 mm. Chez les Stomaphis, S. quercus peut également atteindre 7 mm.» Georges Remaudière.
Er is weinig geweten over wat er gebeurt met deze luis tussen februari en augustus. Gevleugelde wijfjes kunnen ontstaan naargelang weeromstandigheden. (Meer over de levenswijze op Natural History Museum (London)
Salix
Kleidocerys resedae (Punaise des chatons du bouleau)
Een jaarlijks weerkerend winterfenomeen is het samentroepen op de katjes van enkele specifieke Hazelaars in het Walckierspark in een zone met veel Berken. Zolang er geen vorstperiode aanbreekt kan dit doorgaan tot nieuwjaar (→ 2006). Bij de vroege winterprik van half november 2010 bleven er echter slechts enkele exemplaren over..., 3dec10BH.
Détermination confirmée par Jean-Yves Baugnée.
Vergelijk Kleidocerys privignus op Alnus.
Betula pendula (Bouleau verruqueux - Ruwe berk) / Betula pubescens (Bouleau pubescent - Zachte berk) - Betulaceae.
Corylus avellana (Noisetier, Coudrier - Hazelaar) - Betulaceae (zie commentaar Roeland Libeer op waarneming.be (Pericart 1998)'
Nebria brevicollis (Breedhalsnebria)
10-14mm. Vergelijk in drogere milieus: Nebria salina.
« vochtig begroeide omgeving, verschuilt zich onder stenen of houtblokken, jaagt op ongewervelden » (nl.wikipedia.org)
Culex sp (Moustique - Mug)
Les moustiques font partie de la famille des Culicidae. On les distingue des autres diptères par la présence d'une trompe spéciale pour piquer et sucer le sang (proboscis) et par les écailles sur les veines des ailes et sur le bord de celles-ci.
Dans le genre Culex, la paire de palpes maxilaires au-dessus du proboscis est beaucoup plus courte que celui-ci, les écailles sur les ailes sont étroites, le bout de l'abdomen est arrondi. (D'après www.utep.edu/LEB)
Halyzia sedecimguttata (Grande coccinelle orange - Meeldauwlieveheersbeestje)
Elle se nourrit plus de champignons que de pucerons. Elle vit dans les arbres et se rencontre donc plutôt dans les bois clairs et dans les lisières.
Pyrochroa coccinea (Cardinal - Zwartkopvuurkever, Zaagsprietkever)
Wikipedia: 'De zwartkopvuurkever leeft in liefst bossige omgevingen. Dat is geen toeval want de larven leven twee tot drie jaar in rottend hout van diverse boomsoorten. In tegenstelling tot veel andere in dode en vermolmde bomen levende larven lusten ze echter geen hout, maar juist de hout-etende larven van andere insecten zoals boktorren en andere dieren als wormen. Het zijn dus echte jagers en hebben stevige kaken en zes kleine pootjes. De volwassen kevers eten voornamelijk stuifmeel en andere plantendelen. In Nederland is deze soort zeldzamer aan het worden doordat veel omgevallen bomen worden opgeruimd, en daarmee de prooien die er van eten. In lichtbegroeide of kruid-achtige begroeiingen en in tuinen worden ze niet vaak aangetroffen. De volwassen kever leeft van mei tot begin juni en de larve overwintert.' Volgens Bosreservatennieuws treden de larven van de Vuurkever op de voorgrond 7 jaar na het afsterven van een boom, de schors komt los maar het hout is nog hard...
Trichocera sp (Trichocère - Wintermug)
Lijkt op een kleine Tipula (Tipule - Langpootmug) maar heeft een korte «2de anale cel» (ook aangeduid als «A2») in de vleugeladering die ook een scherpe bocht maakt. (zie onder «posterior cubital cell» op www.diptera.info, zie vleugeltekening op microscopy-uk). De verschillen staan ook uitgelegd op de checklist Carnegie Museum of Natural History: Crane Fly Identification Keys: Tipula heeft lange A2, géén ocelli en een «V-shaped sutues on thoracic dorsum»
Mannetjes vormen dichte paarzwermen in de winter. Koude-tolerante mug. Vliegen in de winterperiode, mannetjes vormen zwermen op de koele maar zonnige dagen en zouden op dat moment niet meer eten. Larven hebben vochtige condities nodig (herfst?), 23nov10BH.
Larven leven in rottend materiaal

Visite guidée - Wandeling 12 dec. 2010


Winterinsecten weergeven op een grotere kaart